Als 's morgens de zon opgaat, zoals op iedere dag, weet je dat zich onverwachte dingen kunnen voordoen. Zo'n zonsopgang wekt niet de verwachting van een saaie dag, maar de hoop op opwindende gebeurtenissen. Die hoop en de spanning die er mee samengaat, worden nog eens extra vergroot als je zo 's morgens vroeg je hengel optuigt en het aas laat zakken in een wereld waarvan je niet weet wat zich er afspeelt. De antenne van de dobber kan echter gegevens doorseinen, waardoor je in de gelegenheid wordt gesteld nader kennis te maken met wat je onbekend is. Het is een wereld waarvan velen nauwelijks iets afweten. Voor mij is het iets geworden waarvan ik niet genoeg kan krijgen, omdat er zich talloze onverwachte dingen voordoen. Dikwijls totaal andere dan die welke zich boven de waterspiegel afspelen. Bovendien voel je je nauw betrokken bij de natuur.

Dieren die je overdag niet of nauwelijks ziet, vertonen zich op tijden dat de meeste mensen zich niet eens bewust zijn van die nieuwe dag. Op mijn geliefde visstekkie, daar waar eens de rijksweg 10A de Hoge Vaart in Oostelijk Flevoland zal kruisen, voelde ik mij dan ook nauw betrokken bij wat zich in de natuur afspeelde gedurende de periode juni t/m september 1976. Vele fazanten heb ik er zien opgroeien, evenals konijnen en zwanen. Ik hoop dan ook dat die weg nog lang op zich zal laten wachten en dat de
natuur daar nog lange tijd ongehinderd zijn gang kan gaan.
Nu het begin van dit plakboek is gemaakt, wil ik eerst nog eens terugblikken op de afgelopen periode hier in de polder. Het is opmerkelijk hoeveel anders het vissen hier is dan in het noorden van ons land, waarop ik eerder was aangewezen. De vissen zijn hier gezonder en sterker. Ze ontwikkelen zich beter, hetgeen duidelijk blijkt uit de visstaten die ik van het vorig jaar en dit jaar heb aangelegd.
Vrijwel alle vissen zijn hier even mooi en dwingen je ertoe ze met voorzichtigheid te behandelen. Toch tref je ook wel eens vissen met beschadigingen aan. Dat geldt zowel voor de grote als de kleine exemplaren. Soms is er sprake van een echte wond, maar vaak is het ook een vergroeiing, met name aan de bek. Dit laatste zou kunnen duiden op onvoorzichtig onthaken. Voor mij een reden temeer om het vissen zonder weerhaak voort te zetten. Daardoor wordt het onthaken veel eenvoudiger, met name als de vis het aas geslikt heeft. Vaak is onthaken totaal overbodig omdat de vis al weer vrij is zo gauw het in het schepnet is geland en de lijn z'n spanning heeft verloren.

Ondanks alle mogelijke voorzorgsmaatregelen, zoals het verwijderen van de weerhaak en het zo snel mogelijk aanslaan om slikken te voorkomen, slaag ik daar helaas niet altijd in. Onlangs nog ving ik een brasem van 44 cm die slechts met moeite onthaakt kon worden. De dobber had zich slechts enigszins gedraaid en de vis wilde wegzwemmen toen de haak werd gezet en dat terwijl het ook zeer vaak gebeurd dat de dobber totaal is verdwenen en de aanslag geen enkele weerstand oplevert.
Op zondag 26 september gebeurde er iets bijzonders. Ook deze keer begon de dobber langzaam in een andere richting te draaien. Ik besloot direct aan te slaan en voelde eerst betrekkelijk weinig weerstand. Plotseling begon de vis zeer fel te vechten. Hij dook loodrecht naar beneden en probeerde daarna in alle mogelijke richtingen te ontsnappen. Al gauw werd hij zichtbaar aan de oppervlakte en tot mijn verbazing bleek het een snoekbaarsje te zijn. Ik begreep er niets van dat zo'n vis op maden gebeten zou hebben. Toen de vis geland was, kwam de ontknoping, hij was namelijk aan de onderkant van de bek, tussen de kieuwdeksels gehaakt. Vermoedelijk is hij dus tegen de lijn gezwommen, waardoor de dobber een draaiende beweging vertoonde en vervolgens door toeval gehaakt. Hij bleek 35 cm lang te zijn en kon zonder opmerkelijke schade worden onthaakt en teruggezet.
Een ander zeer bijzonder voorval deed zich zaterdag 2 oktober voor. Aan de andere kant van het water was er plotseling een hevig geplons in het water en ineens sprong er een tamelijk grote vis uit het water en kwam in het riet op de kant terecht. na enig gespartel viel die weer terug in het water. Ik schatte hem toch wel op 25 cm en vermoed dat deze door een snoek werd aangevallen. Vandaar misschien ook wel enkele van de verwondingen die je zo nu en dan aantreft.

Hoewel de vangsten van de laatste weken opmerkelijk beter zijn dan in de voorgaande maanden is het echter niet zo dat je vrij regelmatig vangt. Er doen zich altijd ogenblikken voor dat er totaal niets gebeurt, d.w.z. met de dobber. Daarentegen zijn er aan of op het water altijd wel opmerkelijke dingen te zien. Vooral de zwanen en de ganzen hebben vaak voor afleiding gezorgd. De zwanen toonden zich meerdere malen echte slagschepen als ze het offensief openden op mogelijke bedreigingen voor hun jongen. De ganzen daarentegen ruimden in zo'n geval al gauw het veld, hoewel onder veel gegak. Ook veel overvliegende zwanen vormden vaak een boeiend schouwspel, waarbij het opstijgen en landen vooral de show stalen.
Verder zijn er altijd wel fazanten en reigers, die zo af en toe de aandacht trekken. De meeuwen zijn veel minder leuk door het afgrijselijke gekrijs dat ze voortbrengen, hoewel hun fratsen soms ook de moeite waard zijn. Ook het decor met de koeien aan het water is de moeite waard. Ongetwijfeld gebeuren er altijd andere onverwachte dingen.
9 oktober 1976 Friescheveen
Gedurende het weekend 8 t/m 10 oktober waren we bij Albert en Rennie in Groningen. Samen met Albert ben ik er toen op uitgetrokken. Om ongeveer 6.45 uur zijn we vertrokken en om 7.30 uur roeiden we het prachtige meertje bij Paterswolde op. Het was aardig bewolkt, maar toch was de schoonheid van dit stukje natuur weer grandioos. De groepen bomen en rietkragen bieden talloze mogelijkheden om een beschut plekje te vinden.

We besloten ergens midden op het meertje in de luwte van een rietkraag te gaan liggen. Toen we de stokken, om de boot mee vast te leggen, in de zachte modderige bodem duwden, ontdekten we pas dat er aan de andere kant ook al iemand zat. We zijn toch maar blijven zitten en terwijl we onze hengels optuigden, hoorden we aan het geplons achter ons dat de visser juist iets ving. Daarom gingen wij ook hoopvol aan de slag, maar na enige tijd bemerkten we al dat het geen geweldige dag zou worden. Die andere visser was blijkbaar ook tot dezelfde conclusie gekomen en ging derhalve verkassen.
Na ongeveer drie kwartier begon mijn dobber langzaam iets te zakken. Het ging erg traag, desondanks besloot ik het erop te wagen en sloeg een blei van ruim 20 cm aan de haak. Na geruime tijd meldde zich de tweede blei, die iets groter was. Albert begon al ongedurig te worden omdat hij nog steeds niets aan zijn dobber had kunnen bemerken. Helaas zou zich daarin niets veranderen, want hij zou de hele dag geen beet zien. Gelukkig was er genoeg anders te zien om het geduld iets te vergemakkelijken. Vooral een drietal futen maakten ons voortdurend duidelijk wat voor stumpers we eigenlijk waren. De twee oude futen doken voortdurend kleine visjes op die zo af en toe werden afgestaan aan het jong. Zo gauw deze namelijk zag dat pa of moe iets gevangen hadden, racende het er op af en vulde op die manier zijn "hongerige maag". Toch kon ik er nog iets tegenover stellen. Na een hele poos kwam er weer leven in mijn dobber en deze keer mocht Albert een brasem van 32 cm scheppen en even later was het een kleine voorn die op een onbewaakt ogenblik de lijn helemaal strak trok. Toen ik daarna het lokaas, waar ik juist mee bezig was geweest, in het water had gegooid, kwamen daar direct weer de meeuwen op af.
Vermoedelijk pikten ze de ingepopte maden op, zoals ze voordien ook steeds deden.
Toch werd er wel een behoorlijk beroep op ons geduld gedaan. Dat van Albert bleef echter onbeloond. Mijn dobber kwam daarentegen ineens helemaal omhoog en zwom weg. Deze keer bleek het een brasem van 26 cm te zijn. Waarschijnlijk deed ik het nog helemaal niet zo slecht gezien het eindeloos verkassen van vele vissers. Sommigen hielden het al niet langer dan een kwartier uit op één plek! Toen wij reeds besloten hadden om in te pakken en ik al bezig was het weer een (grotere) voorn die van de situatie gebruik maakte en mijn dobber spoorloos had doen verdwijnen. Vlug haalde ik in en daarmee was nummer zes gevangen en werd ons dagje Friescheveen beëindigd. Alle vissen werden na te zijn gemeten teruggezet en daarna gingen wij terug naar de wachtende vrouwtjes.
16 oktober 1976 Hoge Vaart, Dronten.
Het was weer duidelijk merkbaar deze morgen, de herfst had zijn intrede al enige tijd geleden gedaan. Het zachte najaarsweer heeft plaats moeten maken voor ruw herfstweer. Zo 's morgens vroeg gaat het nog wel, want het water heeft dan nog niet zo'n golfslag, waartoe het later in de morgen wordt aangezet door de harde wind. Om ongeveer 7.00 uur ging ik deze dag weer naar mijn favoriete plaatsje. Op de groenstrook die er heen leidt, zag ik vreemd genoeg echter helemaal geen wild. Het water was nog vrij rustig, al kabbelde het enigszins. Toch is het net alsof de vissen erg beïnvloed worden door dit andere weertype. Evenals op het Friescheveen beten de vissen erg traag. De aanbeet van de eerste van zes voorns, die ik deze dag zou gaan vangen, vertoonde opvallend veel gelijkenis met die van een brasem. Een forse opsteker werd gevolgd door het draaien en traag wegzakken van de dobber. Het was direct de grootste voorn van die dag, t.w. 28 cm. Ook de daarop volgende exemplaren waren vrijwel allen even traag. Wat het daadwerkelijke vissen betrof, bood deze dag dus geen enkele sensationele gebeurtenis. Bovendien zag ik me al vrij vroeg genoodzaakt om weer huiswaarts te keren, omdat de wind zo was aangewakkerd dat het vissen bijna onmogelijk was geworden.

De zwanen maakten aanstalten om te vertrekken, voor zover ze daar nog niet aan waren begonnen.
Het overvliegen van vlucht van zo'n 15 stuks maakte het ouderpaar met het ene jong erg onrustig. Het andere paartje, met zes jongen, was echter (al) niet (meer) aanwezig. Het bovengenoemde drietal gaf daarentegen nog een prachtige show weg in de vorm van enkele proefvluchten, waarbij het jong keurig in het midden vloog. De week erop heb ik ze al niet meer gezien, waarschijnlijk zijn ze onderweg naar warmere streken, misschien wel naar Frankrijk?
24 oktober 1976, Hoge Vaart, Dronten
Tegen de verwachting in was het deze morgen om zeven uur mooi rustig weer. Samen met Jan van der Veen ben ik naar het reeds bekende plekje gegaan. Daar aangekomen, na talloze fazanten en konijnen te hebben opgeschrikt, begon het enigszins nattig te worden. Dat er deze keer, in tegenstelling tot 16 oktober jl., zoveel wild was kwam waarschijnlijk doordat het gras was gemaaid. Daardoor werd hen de mogelijkheid ontnomen zich te verschuilen. Toen wij onze spullen klaar hadden was het helaas al een beetje gaan regenen en dat verergerde alleen maar gedurende zo'n anderhalf uur. Daarna nam het geleidelijk af. Het resultaat van ons doorzetten was echter nihil gedurende het eerste uur. Jan was inmiddels al doornat geworden omdat hij wat de regen betrof onvoldoende maatregelen had getroffen. Ik had het idee dat het wel eens een erg slechte dag zou kunnen worden, maar zoals meestal, terwijl je de moed al bijna hebt laten zakken, gebeurt het toch plotseling, onverwacht. De dobber zakte een heel klein beetje, maar kwam direct daarna omhoog om te draaien en in tegenovergestelde richting weg te zwemmen. Daarop had ik gewacht, iets te lang misschien. In de eerste plaats kwam dit omdat de hengel in de steun stond en bovendien is de vis de laatste tijd erg traag of onberekenbaar. Vaak schiet de dobber plotseling weg, terwijl aanslaan geen enkele weerstand oplevert! De aanslag die volgde op het langzaam wegzwemmen van de dobber leverde deze keer echter wel weerstand op, en hoe! Het duurde nogal even voordat mijn tegenstander zich voor de eerst keer liet zien. Niet dat er deze keer sprake was van iets zeer bijzonders, maar het altijd weer bijzonder fijn om zo'n prachtige forse brasem (dat was het) te vangen. Na de vis nog enkele ogenblikken zijn gang te hebben laten gaan, kon Jan hem makkelijk scheppen. De dag was voor mij alweer geslaagd, tenminste toen de vis, die 41 cm lang was, na enige moeite was onthaakt, omdat er helaas weer eens was geslikt.

Terwijl ik even later weer wat lokaas klaar maakte, constateerde ik plotseling dat de dobber andermaal naar andere oorden was vertrokken. Vlug pakte ik de hengel en sloeg aan en een voorn van 23 cm kon de brasem in het leefnet gaan vergezellen. Jan zag zijn geduld echter nog steeds niet beloond en dat zou ook nog een hele tijd duren. Het moet voor hem erg sneu geweest zijn mij eerst nog twee vissen te zien vangen, want na geruime tijd zakte de dobber bijna helemaal weg, waarop de gevolgde aanslag geen enkel effect had. Snel werd het aas gecorrigeerd en opnieuw te water gelaten. Deze keer ging het beter, want dezelfde actie van het "zendertje" leidde deze keer tot een hevig gevecht met een prachtige blei, die de haak al weer kwijt was toen het geland was. Ook zo'n mooie blei van 30 cm is een pracht voor het oog (niet voor de maag!) Het geluk wat mooie exemplaren betreft kon blijkbaar niet op. Het was al vrij laat geworden (+/- half elf) en af en toe scheen de zon op het enigszins golvende wateroppervlak.
Ik besloot nog een paar wormen te leren zwemmen en niet zonder resultaat. Het duurde enige tijd voordat worm nr. 1 interesse had opgewekt en een lift kreeg aangeboden om zijn intensieve zwembewegingen meer resultaat te laten opleveren. Toen ik besloot dat te verhinderen, leverde dit slechts een halvering van de kandidaat op.

Kandidaat nr 2 gaf mij na hetzelfde sein, eerst een langzaam maar dan plotseling wegschieten van de dobber, gelegenheid tot het zetten van de haak. Evenals de eerste keer die dag, was de weerstand erg groot en hoewel ik eerst niet wist wat voor vis het was, omdat hij pas na enige tijd zijn zijkant toonde, bleek het zelfs een nog grotere brasem te zijn. De lengte was 45 cm en het was dan ook een imposant gezicht toen de twee brasems, enigszins versuft van het poseren, samen de weg naar diepere oorden zochten: hun domein! terwijl ik mijn attributen al weer inpakte zag Jan op het laatste moment nog kans een schrokkerig baarsje (+/_ 15 cm) te vangen, dat na moeizaam te zijn onthaakt, redelijk gezond kon worden terug gezet in het zoete nat, dat die dag menige keer door fazanten werd overgevlogen. De zwanen waren er helaas niet meer. Misschien krijgen we wel een strenge winter?
30 oktober 1976 Hoge Vaart, Dronten
Hoewel het ook deze morgen weer triest herfstweer was, zijn Jan en ik er toch welgemoed op uitgegaan. De mist was erg dicht, maar ook ontzettend koud, zodat er heel wat handen wrijven e.d. nodig was om enigszins warm te blijven. Terwijl we onze hengels optuigden kwam ik tot de vervelende ontdekking dat onze verse maden thuis nog in de auto stonden. Jan is daarom nog eens op en neer gereden om onze potentiële gegadigden deze lekkernij vooral niet te onthouden. In die tijd kon ik nog mooi even de uitloding van mijn lijn herzien. Al snel was Jan terug en gingen we aan de "slag", d.w.z. kleumend zitten wachten op bewegingen van de dobbers die de aanbeet van een vis kenbaar maakt.
Het viel echter niet mee om m.n. de geringste bewegingen in het ruwe water op te merken. Jan was de eerste die beet kreeg, maar direct bleek al dat de vis zich niet makkelijk liet vangen. Enige tijd later wist hij echter een forse vis te haken, maar daar bleef het bij want nog voordat hij zich vertoonde wist hij zich al van de haak te ontdoen. Misschien kwam dit wel doordat Jan de hengel vrijwel horizontaal hield, wat m.i. niet de juiste manier is om een vis te drillen. Enige tijd later was het blijkbaar mijn beurt. de dobber zakte enigszins en bleef zo staan in het ruwe water en hoewel ik in twijfel stond, besloot ik toch aan te slaan, waarop een mooie voorn zich tijdelijk tevreden moest stellen met een beperkte bewegingsvrijheid. Zo wist ik gedurende een uur of drie zo'n vijf voorns te vangen. Ongeveer twee keer miste ik, waarvan één keer door het misgrijpen van de hengel en een andere keer door te laat te zijn. Dat gebeurt de laatste tijd steeds vaker, omdat de kou het onmogelijk maakt constant de hengel in de hand te houden. Tot mijn verbazing zagen we deze morgen in de mist toch weer enige zwanen. Één kwam een aantal keren uit de kleine tocht het kanaal opgevlogen en een volwassen paartje met twee jongen bivakkeerde in de andere, grote tocht. Nu ben ik echter wel benieuwd of er deze winter toch zwanen hier blijven of dat ze allemaal doortrekken naar warmere gebieden.

Helaas kwamen we deze ochtend niet zonder kleerscheuren door. Want toen Jan weer eens bovenhands ingooide, hoorde ik ineens een hevig gekraak en bleek de holglas telescoophengel het te hebben begeven. Na enige ontsteltenis hebben we er behoorlijk om kunnen lachen. Toch blijft het vreemd dat zo'n hengel van +/- fl. 30,= het zo maar begeeft en dat vond de hengelsportwinkelier blijkbaar ook. Daarom gaf hij Jan een aanzienlijke korting op de nieuwe (langere) hengel en zou de kapotte worden teruggestuurd naar de leverancier.
Gedurende deze morgen kwamen er ook nog een paar jagers aangereden. Deze sport lijkt mij echter veel minder sportief, zoals die hier wordt bedreven. Het kwam neer op het afturen van het veld vanuit de auto en zodra dan zo'n argeloze fazant, konijn of haas werd gesignaleerd, verliet men de auto. Stel je eens voor dat men vanuit het autoraampje gaat vissen!
Ten slotte beleefden we toch nog weer de spanning die een grote brasem oplevert wanneer die eenmaal gehaakt is. Het was namelijk weer eens zo dat mijn "zendertje" te verstaan gaf dat er een kaper op de kust was, terwijl ik juist even uit de broek moest. Over mijn schouder volgde ik het verloop van de aanbeet en daarom pakte Jan de hengel. De dobber was weer boven gekomen na langzaam te zijn weggezakt, maar er zat nog beweging in en zo kwam het dat Jan deze dag toch nog een vis boven het schepnet kon trekken, hoewel het deze keer weer mijn hengel was, wat natuurlijk sneu is. Je weet dat uit eigen ervaring, als je zoals met Chris samen tien vissen vangt. Hij negen en jijzelf slechts één! Enfin de volgende keer meer succes gewenst Jan.
6 november 1976 Hoge vaart, Lelystad.
Voor deze dag was er een afspraak gemaakt met Jeroen Dijst, een collega uit Lelystad. Hij zou daar al meerder malen karper hebben gevangen. Een vis waarmee ik nog geen enkele ervaring heb. De avond tevoren werden er een paar aardappelen gekookt en verder maakten wormen, brood en maden deel uit van het aaspakket. Een 22er snoer zou waarschijnlijk wel voldoende zijn en deze werd voorzien van een lange pen, aangezien we op vrij diep (ongeveer 2 meter) zouden gaan vissen. Helaas leverde het uitstapje geen enkel resultaat op, ondanks het mooie weer. Het water was minder diep dan verwacht en toonde geen enkel teken van leven. Het riet langs de kanten was juist gemaaid en verder had men veel waterplanten verwijderd. Het geheel was erg sfeerloos en daarbij kwamen nog eens de auto's, die zo'n 25 meter verder langs ons reden. Desondanks boden we de eventueel aanwezige vissen de aardappelen aan, maar dat leverde geen enkele reactie op. Na een uur zouden we een ander plekje proberen, maar dat was een vijver ook midden in Lelystad. Dat trok mij helemaal niet en derhalve besloot ik mijn oude plekje bij Dronten nog een poosje op te zoeken. Dit bleek achteraf geen gek idee, want mijn maat die het wel in Lelystad probeerde, vertelde later dat hij geen enkele vis had kunnen verschalken.

Gedurende de twee uur dat ik mijn vertrouwde stekkie bezocht, had ik aanzienlijk meer succes. De maden bleken hun aantrekkingskracht nog niet verloren te hebben en tot zeven maal toe dook er een voorn in het leefnet. Ze varieerden van 17 tot 26 cm. Niet uitzonderlijk dus, maar wel strijdlustig. De aanbeten verschilden nogal. Soms schoot de dobber plotseling weg, terwijl één van de voorns mij al overtuigd had met een brasem van doen te hebben. Dan is het altijd weer verwonderlijk als het niet zo blijkt te zijn. Toch stemde het weer enigszins triest. De zon verraadde zijn aanwezigheid slechts zeer vaag. De bomen worden steeds kaler en steken somber af tegen het donkere vers geploegde land en bovendien verliest het gras zijn levendige groene kleur. Desondanks blijft het vissen boeien en doet me weer uitzien naar de volgende keer.
13 november 1976 Hoge Vaart, Dronten
Dit was zo'n dag dat er eigenlijk niets gebeurde om echt over te vertellen. Als je bijgelovig bent zou je het teleurstellende verloop van deze dag misschien wijten aan de cijfers waarmee deze dag wordt aangeduid. Zover wens ik echter niet te gaan, want zelfs als de vangst slecht is, zijn er altijd wel kleine gebeurtenissen die het verblijf in de natuur waardevol maken. Zo gebeurde het vandaag dat er weer zwanen overvlogen. Eerst passeerden ons, Jan en ik, twee zwanen. Later gevolgd door een hele vlucht in V-vorm. Ik schat dat het er wel 25 stuks waren, die onophoudelijk met elkaar in gesprek waren. Ze waren zelfs nog te horen toen al lang uit het zicht verdwenen waren. En al die zwanen trekken in zuidwestelijke richting, wat zou kunnen aangeven dat ze allen hetzelfde reisdoel hebben. Vermoedelijk dus België, vanwaar ze kunnen oversteken naar Engeland of Ierland, of doorvliegen naar Frankrijk.
Het vissen zelf leverde ons heel wat ontbering op ten gevolge van de kou en de harde wind, die de golven af en toe een nogal koppig uiterlijk gaf, wat het registreren van een aanbeet erg bemoeilijkte. Voor mij was er tenminste nog die ene keer dat de dobber langzaam hoog uit het water kwam om daarna even langzaam helemaal weg te zakken. Die ene keer beet leverde een voorn van 22 cm op. Jan daarentegen constateerde slechts één keer een beet, het plat gaan liggen van de dobber, maar de aanslag leverde geen weerstand op. Waarschijnlijk is de beste tijd voor maden voorbij en daarom zal ik een volgende keer ook met deeg en gecombineerd aas proberen en dan maar zien wat dat oplevert.
20 november 1976 Friescheveen, Paterswolde
Deze vispoging kunnen heel kort beschreven, omdat het resultaat 0,0 was, drie keer op een rij zou later blijken. Chris en ik gingen welgemoed naar ons geliefkoosde plekje, waar we ondanks de ontberingen niet eens beet zagen. Dat deed echter niet af aan de voldoening die het geeft weer eens fijn buiten te zijn. Na enkele uren keerden we met droge netten terug bij het paviljoen waar andere vissers druk doende waren ondermaatse visjes te vangen. Daarnaar hebben we nog even met ongenoegen staan kijken, om vervolgens huiswaarts te gaan.
17 december 1976 Zwolsche Tocht
De volgende poging vond onder nog slechtere weersomstandigheden plaats. Daarom doken we (Jan van der Veen en ik) in de onderwal van de tocht, zodat de wind over ons heen woei. Zo geriefelijk was het daar nu ook weer niet, want het vlakke gedeelte van de oever lag geheel onder water. Zodoende zaten we een meter over land te vissen. Erg lang hebben we dat niet vol gehouden. En hoewel Jan op de valreep nog aan kon slaan leverde deze dag eveneens geen resultaat op.